Het verhaal van een patiënt

In november 2024 werd ik geopereerd aan mijn prostaat. Hieronder kun je lezen hoe het zover kwam, wat er gebeurde en hoe het nu met me gaat. (Best goed, hoor !)

zaterdag 16 augustus 2025

Een woord voor het woord vooraf

Het is nu een jaar geleden dat mijn plasproblemen zo groot werden dat ingrijpen noodzakelijk werd. In de onderstaande blogs kun je lezen hoe het zover kwam en hoe het weer verholpen werd. Want laat ik het maar meteen zeggen: het loopt goed af.

Ik heb een tijd geaarzeld wat ik met mijn verhaal aan moest. Toen ik net geopereerd was overheerste de opluchting omdat het zo goed was gegaan. Het was een pijnlijk avontuur geweest en toen het ergste achter de rug leek had ik de behoefte om erover te vertellen. Ik merkte dat de meeste van mijn vrienden en familieleden niet op mijn verhaal zaten te wachten. Om te zeggen dat het een taboe-onderwerp is gaat misschien te ver, maar het is ook niet iets waar makkelijk over gesproken wordt, of waar mensen graag naar willen luisteren.

Dus schreef ik het op. Aanvankelijk voor mezelf, ook om alles op een rijtje te zetten. Toen de eerste versie af was vroeg ik me af of andere mannen van mijn leeftijd er niet iets aan zouden kunnen hebben. Ik mailde het aan een aantal vrienden en de meesten reageerden er niet op, vermoedelijk konden ze niet de moed opbrengen om het te lezen.

Maar ik kreeg twee reacties. De eerste was heel positief, die vond het een mooi verhaal, met allerlei invalshoeken en diepere lagen. De tweede vond het verschrikkelijk en had er zich met tegenzin doorheen geslagen.

Uiteraard trok ik me de tweede reactie het meest aan. Maar uiteindelijk vond ik dat ik het verhaal toch als blog zou kunnen plaatsen. Ingekort en bewerkt, dat dan wel. Maar aangezien het een probleem is waar heel veel mannen mee te maken krijgen en er vast meer zijn als mijn positief reagerende vriend...


Een waarschuwend woord vooraf

 

De prostaat is een orgaantje dat, bij mannen, rond de plasbuis zit. Het speelt een rol bij het seksueel functioneren en kan een probleem worden als het te groot wordt en de plasbuis vernauwd, of zelfs dicht drukt.

Ik ben geen medicus. Als je meer technische uitleg verwacht zul je die in mijn verhaal niet vinden. Daarvoor kun je beter terecht op Wikipedia, of de websites van grote ziekenhuizen. Als er dan nog vragen zijn kun je ook terecht bij de huisarts.

Ik vertel alleen over mijn ervaringen. Die kunnen heel anders zijn dan die van andere mannen. Ik had voorheen nauwelijks contact met personen met dezelfde problemen, maar als ik er nu met mijn ouder wordende vrienden over praat merk ik dat die wel vaak plasproblemen hebben.

In het laatste hoofdstuk vertel ik iets over het voorkomen van prostaatklachten en prostaatkanker, in de hele mannelijke bevolking. Maar ook die informatie kun je makkelijk op internet vinden.

Wat ik niet op internet heb gevonden, maar misschien heb ik niet goed genoeg gezocht, is een verhaal vanuit de patiënt.

Ik wil wel waarschuwen. Het gaat in mijn verhaal over plassen en ook over poepen. Niet veel over seks, vooral omdat daar weinig over te vertellen is. Ik weet nu dat seks veel minder belangrijk is dan veel mensen denken. De maanden zonder seks waren voor mij veel gemakkelijker om door te komen dan de twee dagen dat ik niet, of nauwelijks, kon plassen.


De prostaat heeft te maken met plassen en de toegang naar de prostaat is door de penis, of de anus. Ik vertel daarover en noem de dingen bij hun naam. Als je daar problemen mee hebt, lees dan niet verder. Maar als je problemen hebt met de prostaat dan is mijn verhaal misschien wel interessant.

Ik heb in mijn verhaal alle namen van personen weggelaten of veranderd. Voor zover ik ze onthouden had. Niet omdat ze iets verkeerds hebben gedaan – in tegendeel, ze waren geweldig ! – maar uit respect voor hun privacy.


Ps: Ik heb, voor de gezelligheid, bij het verhaal een paar plaatjes gezet uit mijn stripverhaaltje over de Prastoot. Dat is een klein wezentje dat erg kan opzwellen, als je het niet goed in de gaten houdt. Elke overeenkomst met bestaande personen, of organen, berust op toeval. 

 

Schijnbewegingen vooraf


Het blijkt dat één op de drie mannen, van boven de vijftig, last heeft van plasklachten door een vergrote prostaat. Dat zijn miljoenen Nederlanders. Toch hoor je er niet veel over.

Ik zag op het BBC nieuws dat, in Groot-Brittannië, prostaatkanker inmiddels de meest voorkomende vorm van kanker is. Er zijn dus heel veel mannen die, vroeger of later, met dit soort problemen te maken krijgen. Misschien is het ook daarom nuttig dat ik mijn ervaringen opschrijf.

Maar misschien moet ik eerst wat meer over mezelf vertellen. Op het moment dat ik dit schrijf ben ik vierenzestig jaar, geboren en getogen in Soest, met vier zusters en één broer opgegroeid in een arbeidersgezin waar veel gelezen werd.

Ikzelf wil ooit kunstschilder worden. Ik was een buitenbeentje op de middelbare school, haalde geen diploma en ging naar een tekenopleiding in Amsterdam. Daarna werkte ik 5 jaar op de tekenkamer van de Oudheidkundige Dienst, in Amersfoort en eindigde als supervisor/kwaliteitscontroleur op een marktonderzoekbureau.

Daar tussendoor maakte ik eerst schilderijen en tekeningen. Stapte toen over op strips – zie Stripman's prikbord – maar ik schreef ook verhalen, inmiddels uitgegeven in 3 boeken, in eigen beheer, en ik zong en speelde gitaar in verschillende bandjes.

Daarnaast bleek ik een chronische, aangeboren, aandoening te hebben, Osteogenesis Imperfercta (OI). Die zorgde ervoor dat ik als kind 8 botbreuken opliep, 4 keer een gebroken arm, 4 breuken in mijn linkerbeen.

Dat ik OI had wist ik niet totdat mijn vrouw, die als doktersassistente en medisch secretaresse werkte, gevraagd werd om voor een internist een apparaat te gaan bedienen, waarmee botscans gemaakt werden. Met zo'n Dexa-scan wordt de dichtheid van je heupbot en ruggenwervels gemeten. Doorgaans worden ouderen, waarvan vermoed wordt dat ze aan botontkalking (osteoporose) lijden, onder zo'n scanner gelegd.

Omdat ze moest oefenen met de scanner vroeg mijn vrouw of ik proefkonijn wilde spelen. Uit de eerste scan kwam zo'n vreemd resultaat dat mijn vrouw dacht dat ze iets verkeerd had gedaan. Ze deed de scan nog eens, met dezelfde uitslag. Ik had, toen nog net geen 40 jaar oud, de botten van een 100-jarige. De internist waar mijn vrouw voor werkte vermoedde dat ik OI had en dat werd later bevestigd, door een professor, in het academisch ziekenhuis in Leiden.

Rond diezelfde tijd kreeg ik toenemende vermoeidheidsklachten. Dat bleek ook een gevolg van de OI, al duurde het lang voordat ik en de medici en therapeuten, die ik om hulp vroeg, daar achter waren. Het blijkt dat door de chronische aandoening mijn hele lichaam minder belastbaar is en slechter herstelt van inspanningen. Ik heb lang – achteraf gezien te lang – geprobeerd me daar over heen te zetten, het te negeren, of weg te trainen, maar het eind van het verhaal is dat ik mijn conditie gesloopt heb en in de WAO belandde.

Sindsdien heb ik gelukkig leren leven met mijn aandoening. Ik slik momenteel 1 pilletje per week, een bisfosfonaat, dat ervoor zorgt dat mijn botten minder snel afgebroken worden en dus sterker worden/blijven. Verder moet ik zorgen dat ik genoeg calcium binnen krijg – melkproducten – extra vitamine D inneem en mezelf niet teveel vermoei. Dat wil niet zeggen dat ik niets kan. Mijn lichaam functioneert normaal, alleen moet ik mijn inspanning doseren en elke middag een paar uur op bed gaan liggen.

Vlak voor de nieuwste problemen, met mijn prostaat, begonnen had ik net een nieuwe salontafel getimmerd, van oud hout dat we nog in huis hadden liggen. In de paar jaar daarvoor heb ik het halve huis opnieuw geschilderd en vloerbedekking gelegd. Dat ging prima, maar wel in een heel langzaam tempo. Soms maar een uurtje per dag. Maar in kleine etappes kun je ook een grote klus klaren.


De prostaat komt in beeld

Dat ik een vergrote prostaat had wist ik al 5 jaar. Ik heb, jaren geleden, 2 keer een prostaatontsteking gehad. Daar ben je behoorlijk ziek van. Moeite met plassen, bloed in de urine en koorts. Dat alles een paar weken achtereen. De koorts zorgde zelfs voor hallucinaties. Ik sliep nauwelijks, hoorde muziek, die verder niemand hoorde, en zag wonderlijke beelden. Een stevige antibioticakuur hielp me er weer bovenop.

Op een zeker moment voelde ik weer dat het plassen minder goed ging. Het voelde anders, het hele gebied was gevoelig. Dus ik ging naar de huisarts, die me doorverwees naar de uroloog. Na weer een reeks antibioticapillen, een echo en inwendig onderzoek, was de conclusie dat mijn prostaat vergroot was. Maar mijn klachten waren niet zo ernstig dat er direct iets aan gedaan moest worden.

De uroloog was er bovendien van overtuigd dat het een goedaardige toestand was. Als ik eens per jaar de PSA-waarde in mijn bloed zou laten checken, dan konden we het in de gaten houden.

Dat was niet lang voor de corona-epidemie. Toen die gaande was liet ik het PSA controleren maar even achterwege. Ik had niet veel last en het was immers goedaardig ?

Mijn vrouw kreeg bovendien gezondheidsproblemen en werd een paar keer opgenomen met hartklachten. Wat zou ik dan gaan zeuren over mijn prostaat. Het plassen ging best. Okee, wat vaker dan voorheen, maar geen grote problemen.

Tot het wel een probleem werd, in augustus van 2024. Ik dacht eerst dat ik iets verrekt had in mijn rug. Maar de pijn ging niet weg en verplaatste zich naar mijn zij. Het werd wat beter als ik rondliep. Maar ik kon moeilijk de hele dag blijven rondlopen. Soms, vooral 's ochtends, had ik helemaal geen pijn. Maar rond de middag begon het en het werd zo hevig dat ik ervan liep te kokhalzen. Het leek wel wat op de koliekpijn, die ik ooit had, toen ik last had van galstenen. Daarom dacht de huisarts aan nierstenen. Of zou het toch iets anders zijn ?

Haar mannelijke collega maakte een echo en vond geen stenen, wel een erg volle blaas. Maar ik kon toch gewoon plassen ? Wel vaak en ik had niet altijd het gevoel dat ik alles kwijt was, maar dat het een probleem was had ik niet door.

Ik werd doorgestuurd naar het ziekenhuis, voor een röntgenfoto. Ook daarop was geen steen te vinden. Ondertussen liep ik, ondanks de pijnstillers, nog steeds te krimpen van de pijn. De huisarts overlegde met een uroloog en die raadde aan om een katheter in te brengen. Dat zou de druk op de blaas verminderen en misschien de pijn wegnemen.

De huisarts probeerde het, maar het lukte hem niet. Hij verwees me door naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. (Ik werd erheen gebracht door onze dochter, die achteraf zei dat ze me nog nooit zo moe en beroerd had meegemaakt.) Daar werd ik ingeschreven door een baliemedewerkster en opgevangen door een verpleegkundige.

Na even gewacht te hebben, in de wachtkamer, werd ik opgehaald door een andere verpleegkundige, een jaar of 20 ouder en een stuk vriendelijker dan de eerste. Zij nam me mee naar een behandelkamer. Ze zocht de nodige spullen bij elkaar en begon met uitleg, maar werd weggeroepen. Na een poosje kwam er een jongeman, in haar plaats, in zijn kielzog een jonge, vrouwelijke, verpleegkundige in opleiding. De jongeman ging aan de slag, ondertussen aan mij en zijn jongere collega, uitleggend hoe het in zijn werk zou moeten gaan.

Zo'n katheter is een plastic slang die door de penis in de blaas wordt geduwd. In mijn geval ging dat moeilijk omdat de prostaat de doorgang versperde. De verpleger gaf zijn jonge collega de kans om de katheter in te brengen, ze moest het immers leren, maar dat lukte niet. Waarna hij voordeed hoe je de slang voorbij een prostaat, met het formaat van de mijne, moest duwen. Met enig geweld. Voor de patiënt niet heel prettig, maar nog best te doen. Wat volgde was de uitstroom van ruim een liter urine en het onmiddellijke einde van de pijn.

Inmiddels was me duidelijk geworden dat ik voorlopig met die katheter zou moeten blijven rondlopen. Ik kreeg een doos met urinezakken, slangen en andere benodigdheden mee naar huis. En instructies over het wisselen van de dag- en nachtzakken en het schoonhouden van de katheter en mijn piemel.

De kans op een blaasontsteking is heel groot, werd me uitgelegd. Door de katheter is er een directe toegang tot de blaas, als je de boel niet goed schoonhoudt, kunnen er snel infecties ontstaan. Ik deed dus erg mijn best, kocht desinfecterend schoonmaakmiddel en dito doekjes, om de slangen en zakken schoon te houden. Mijn piemel waste ik een paar keer per dag, daarvoor gebruikte ik ook vochtig toiletpapier.

 

Rondlopen met een katheter

 

Aanvankelijk was ik bang dat de katheterslang er weer uit zou vallen. Ik kwam er later achter dat er aan het uiteinde, dat in de blaas zit, een ballonnetje is dat gevuld wordt met water. Daardoor blijft de slang zitten. Bij het verwijderen moet eerst dat ballonnetje leeg worden gezogen. Het eruit trekken is trouwens geen pretje, maar dat zou ik pas maanden later ondervinden.

In de doos die ik mee had gekregen, het startpakket, zat voldoende materiaal om de eerste paar weken door te komen. Er zaten informatiefolders in over het gebruik van de katheter.

'Je kunt met een katheter bijna alles doen !', stond er. Wat bij mij fantasieën opwekte over modderworstelen, bungeejumpen en wildwatervaren. Dingen die ik zonder katheter nooit zou proberen. En ook nu niet, natuurlijk. De plannen om vloerbedekking te leggen in onze woonkamer schoof ik maar even op de lange termijn.

Er stond in de folder ook een webadres, waar je nieuw materiaal kon bestellen. Ik schreef me daar in en moest een paar dagen wachten, op een bericht over de vergoeding door de verzekering. Na een paar dagen belde ik ze maar eens op en een vriendelijke medewerkster legde me keurig uit hoe het allemaal werkte.

Aanvankelijk was me niet precies duidelijk hoe lang ik de katheter zou houden. Uiteindelijk zou ik genoeg hebben aan 1 extra doos met urinezakken. (Ik kreeg, het volgende jaar in januari, de afrekening van het eigen risico van de zorgverzekering. Het bleek dat het startpakket en de extra doos samen ruim 200 euro hadden gekost.)

Ondertussen had de huisarts een afspraak gemaakt bij de uroloog, voor 2 weken later. In de tussenliggende tijd moest ik een keer bloed en urine afgeven. Dat kon op het prikpunt in Soest. Daar zou ik in de maanden daarna nog een paar keer komen. Het wordt bemenst door vriendelijke dames van wat oudere leeftijd, niet de twintigers die in het ziekenhuis de hoofdmoot van het personeel lijken uit te maken.

Ik ben, vlak voor mijn opname, ook een keer geprikt in het ziekenhuis, door een heel donkere jongeman. Die niet alleen zijn taak prima volbracht, maar ook mijn mobieltje weer in elkaar zette, dat uit mijn zak gevallen was en in drie stukken op de vloer belandde.

Onze dochter bracht me naar mijn eerste afspraak met de uroloog. Hij werd geassisteerd door een stagiaire, die weer geholpen werd door een oudere verpleegkundige. Gedrieën maakten ze een echo van mijn prostaat en gaven me een kraantje dat ik aan mijn katheterslang kon koppelen, waardoor ik overdag niet meer met een plastic zak aan mijn been rond hoefde te lopen. Je kunt dan gewoon plassen op het moment dat je aandrang voelt. Dat wil zeggen, de kraan opendraaien.

Dit wordt 'blaastraining' genoemd. Als je een katheter hebt loopt de urine continu door naar de urinezak. De blaas wordt dus niet gevuld en neemt in omvang af. Door het kraantje te gebruiken went de blaas weer aan de normale situatie, waarbij eerst een hoeveelheid urine opgespaard wordt, voordat je gaat plassen.

De uroloog opperde ook nog de mogelijkheid van zelfkatheterisatie. Dan zou de katheter er overdag uit mogen, maar moest ik die zelf, 's avonds, weer inbrengen. Denkend aan de problemen die huisarts en verpleegkundigen hadden gehad, met het naar binnen duwen van de slang, sloeg ik dat aanbod af. Hij verzekerde me dat ik sowieso niet voor heel lange tijd met de katheter zou hoeven lopen. 'We gaan u hier, in ieder geval, vanaf helpen.'

Bij het volgende gesprek, en na een paar keer lekkage in bed, vroeg ik of ik dat kraantje ook niet 's nachts zou kunnen gebruiken. Overdag kon ik inmiddels een uur of 3 rondlopen, voor ik het gevoel kreeg dat ik moest plassen. Dan zou ik er 's nachts een paar keer uit moeten. Maar dat leek me prettiger dan onrustig slapen, omdat je voortdurend bang bent dat de slang loslaat en je bed nat wordt. Dat deed ik dus de laatste paar weken, voor de ziekenhuisopname.

Maar eerst wilde de uroloog zekerheid hebben, dat er geen kwaadaardige cellen in mijn prostaat zaten. Als die er niet waren dan zou hij, met een operatie, het orgaan kunnen verkleinen. Als er wel iets kwaadaardigs gevonden werd zouden we in een 'heel ander traject' terecht komen. En omdat de echo niet heel duidelijk was – 'een rommelig beeld', zei hij – moest er een MRI-scan gemaakt worden. Wachttijd vier weken.


 

Een MRI-scan en het nemen van biopten

Toen het moment daar was meldde ik me op de afdeling radiologie. Ik liet mijn bovenkleding, schoenen, bril en portemonnee achter in de kleedkamer en liet me vastsnoeren op de behandeltafel, waarna ik door de scan werd gehaald.

Zo'n MRI-scanner is een nogal benauwde buis. Maar om het de patiënt wat prettiger te maken wordt er warme lucht doorgeblazen. Omdat het apparaat veel lawaai maakt – alsof er iemand aan de buitenkant op staat te timmeren – krijg je een koptelefoon op, waar muziek door wordt afgespeeld. Ik las laatst dat de patiënt mag kiezen, maar mij werd niets gevraagd. Het was een radiozender met popmuziek. Gelukkig niet de allernieuwste hits. Ik hoorde Michael Jackson voorbij komen, verder herkende ik niet veel.

Pas toen ik me weer aankleedde, alles lag nog net zo in het kleedkamertje als ik het achtergelaten had, zag ik dat er in de hoek een kluisje hing. Daar had ik mijn portemonnee in kunnen leggen, als ik het eerder gezien had. Toen ik voor de tweede keer op de verpleegafdeling lag kwam ik er achter dat er, in mijn kamer, in de kledingkast, ook zo'n kluisje zat. Ook die keer gebruikte ik het niet. Waarom ook ? Ik kwam nauwelijks mijn kamer uit en was eerder bang dat ik de code van het kluisje zou vergeten, dan dat ik bestolen zou worden.

Ondertussen verstreken de weken. Het werd september en oktober. Ik leerde leven met een katheter, wat wel een beetje een gedoe is, vooral als 's nachts de slang losraakt (twee keer gebeurd, maar gelukkig had ik het de tweede keer snel in de smiezen, waardoor niet het halve bed doorweekt was), of als ik overdag vergat het kraantje goed dicht te doen (ook twee keer en al vergeet je het maar vijf minuten, je moet je helemaal verschonen want de productie van urine gaat continue door).

De MRI gaf ook een onduidelijk beeld, dat wil zeggen dat er een paar plekjes waren die twijfelachtig waren. De uroloog zei me daarop dat hij biopten wilde nemen, om zeker te weten dat er in mijn prostaat niets kwaadaardigs aanwezig was. Wachttijd weer een paar weken.

Voor het nemen van de biopten had ik bloed en urine afgegeven. Kort daarop kreeg ik bericht dat de urine niet helemaal schoon was en dat ik, voor de behandeling, een antibioticakuur moest volgen. Dat deed ik, natuurlijk, maar ik vroeg me wel af of ik me misschien niet goed schoongehouden had. Ik had daar wel mijn uiterste best voor gedaan, dus vroeg ik de uroloog voor hij de biopten afnam, of ik misschien iets verkeerd had gedaan.

Hij stelde me gerust, het is, zei hij, bijna niet te vermijden dat er lichte ontstekingen ontstaan, als je met een katheter loopt. 'Je hebt echt niets verkeerd gedaan,' zei hij. 'Het is normaal dat de urine soms wat donkerder is, maar bij het nemen van de biopten willen we geen extra risico lopen op ontstekingen.'

Er werden tien biopten genomen, met een apparaatje dat klonk als een nietmachine. Dat was geen prettige ervaring. Ik moest plaatsnemen op een stoel met steunen voor de benen. De weer zeer vriendelijke en meelevende assistente vroeg me om mijn balzak omhoog te trekken, waarna ze die met een grote pleister vastplakte. Om de biopten te nemen zou de arts in het gebied tussen het scrotum en de anus naar binnen gaan. Onder verdoving, dat wel, maar de injecties daarvoor waren behoorlijk pijnlijk. Daarna voelde ik er niet veel meer van.

Ik maakte het grapje dat door die tien biopten mijn prostaat al kleiner werd. Dat gaf de uroloog toe, maar hij legde uit dat het om hele kleine sliertjes weefsel ging. Niet genoeg om werkelijk verschil te maken. Toen hij klaar was maakte de assistente de boel schoon. Het had behoorlijk gebloed en ik kreeg een dik verband mee voor in mijn onderbroek. De voorspelling was dat ik er, in de volgende dagen, niet veel pijn van zou hebben. Dat klopte wel, maar ik ging de eerste tijd toch extra voorzichtig zitten, want het voelde nogal beurs aan. Op de uitslag moest ik weer twee weken wachten.

Vooral mijn familie en vrienden zaten in die dagen in spanning. Ik maakte me eigenlijk niet zo heel veel zorgen. Een groot gezwel zouden ze, met al die foto's, echo's en scans, ondertussen wel gezien moeten hebben. Als het iets kwaadaardigs was moest het wel iets kleins zijn. Dan was het vast ook wel te behandelen.

Ik was er dus redelijk gerust op toen ik voor de volgende afspraak bij de uroloog verscheen. Hij stelde me meteen gerust, er was niets ernstigs aangetroffen. Dat er geen kwaadaardige cellen gevonden waren was mooi, maar een operatie was toch wel noodzakelijk, als ik weer normaal wilde plassen. Het was informatie die ik heel even moest verwerken.

 

Er moet geopereerd worden

 

Mijn prostaat was zo groot dat een ingreep, binnendoor, via de plasbuis, niet mogelijk was. De arts zou door mijn buik naar binnen moeten om de doorgang 'af te pellen'. Er was wel een alternatief: een behandeling met een laser, die wel binnendoor zou kunnen. Het voordeel daarvan was dat er minder bloedverlies en minder bijkomende schade zou zijn en ik sneller zou herstellen. Maar de wachttijd was minimaal zes maanden. Aangezien er maar een paar urologen in het land deze nieuwe methode toepasten, zou ik er ook voor naar een ander ziekenhuis moeten.

Nog minstens een half jaar met die katheter rondlopen, dat zag ik niet zitten. Dan maar op de ouderwetse manier onder het mes. Wachttijd toch ook nog vier tot zes weken. Met een beetje mazzel zou ik nog voor de feestdagen weer thuis zijn. Dat spraken we af en ik kreeg van de assistente informatie en instructies mee. Weer bloed en urine inleveren, twee weken voor de ingreep, en vragenlijsten online invullen, i.v.m. de narcose.

Ik had de volgende dag net die vragenlijsten ingevuld en wat van de info bekeken toen het ziekenhuis belde, er was eerder plaats. Ik kon de derde week van november, twee weken later dus, al geholpen worden. De volgende dag reed ik, met mijn scootmobiel, naar het prikpunt om verschillende lichaamssappen af te geven en in de dagen daarna verzamelde ik alles wat ik dacht nodig te hebben in het ziekenhuis.

We probeerden het thuis, voor mijn vrouw, die in die periode ook gezondheidsproblemen had, zo te regelen dat zij zich zou kunnen redden tijdens mijn afwezigheid. Ik kocht blikken soep en bekers instant pasta en legde het vriesvak van de koelkast vol zakjes gesneden brood. 

Mijn bankpasje en creditcard legde ik in een laatje in de kast en ook een boekje met wachtwoorden. Dat vertelde ik niet alleen aan mijn vrouw, maar ook aan onze dochter. Je weet maar nooit of ze, tijdens mijn afwezigheid, iets zouden moeten regelen. Dochter beloofde regelmatig bij haar moeder langs te gaan en mij te komen bezoeken.

Er ging, in de weken voor de operatie, van alles door me heen. Het was een vreemde situatie, waar ik in beland was. Ik hoopte dat ik er weer goed uit zou komen. Na de ingreep zou ik wakker worden met een spoelkatheter en zou de blaas gespoeld worden. Hoe dan, vroeg ik me af, met een soort pomp ? En die narcose. Stel je voor dat ik wakker zou worden en dat ik niet meer van muziek zou houden ? Of iets anders vreselijks ?

Onnodige zenuwen, zo zou later blijken. Er zullen mensen zijn die voor een operatie alles willen weten en op internet gaan zoeken naar informatie. Dat heb ik maar mondjesmaat gedaan. Ik wilde er niet voortdurend mee bezig zijn en mezelf niet nog meer ongerust maken. De door het ziekenhuis verstrekte info nam ik pas door, kort voor ik me daar moest melden. Mijn houding was: ik zie het allemaal wel als het zover is en ze zullen daar wel weten hoe ze het aan moeten pakken. Je moet er vertrouwen in hebben en je er dan maar aan over geven.

Mijn vrouw was nog te slecht ter been dus ik zou weggebracht worden door dochter en schoonzoon. Ervaren reizigers hebben toiletspulletjes en kleding zo voor het grijpen, ik moest alles bij elkaar zoeken en bedenken wat ik nodig zou hebben. Ik was de laatste jaren zo weinig op reis geweest – eigenlijk al jaren niet meer – dat ik niets direct voor handen had.

Het was even zoeken naar een geschikte tas, maar ik had er een gevonden. Een zwarte kunststof weekendtas, met witte stippen. Ik dacht dat ik ook nog ergens een toilettas moest hebben, maar vond uiteindelijk een andere. Zwart-wit gestreept. Niet de kleuren en patronen die ik zelf zou kiezen, maar ik vond het onzin om voor die paar dagen nieuwe spullen te gaan kopen. Mijn vrouw vond het geen gezicht, maar mij kon het niet schelen. Wie zou er nou letten op mijn tas ?

Ik had al, min of meer voor de gelegenheid, een smartphone gekocht. Zo kon ik in ieder geval makkelijk met mijn vrouw en kinderen bellen, berichtjes sturen, een beetje internetten, muziek luisteren en boeken lezen.





Naar het ziekenhuis (20 tot 23 november)

Toen ik dertig jaar geleden aan mijn galblaas geopereerd werd lag ik nog op zaal, met zeven andere patiënten. Dat was nog in het voormalige sanatorium Zonnegloren in Soestduinen. Dat is inmiddels niet alleen gesloten, maar zelfs helemaal van de aardbodem verdwenen. Het terrein is teruggegeven aan de natuur.

In het nieuwgebouwde Meander ziekenhuis, in Amersfoort, heeft elke patiënt een eigen kamer. Met eigen toilet en douche. We werden op de afdeling opgevangen door een opgewekte verpleegster. Ik geloof dat ze Lisa heette. We waren nog maar net aangekomen – Lisa had nauwelijks tijd gehad om me iets over mijn kamer, de dagelijkse routine en de verpleging te vertellen – toen haar collega aankwam met de mededeling, dat ik direct door kon naar de operatie kamer.

Er was een operatie uitgevallen (ik had bijna geschreven: 'er was een patiënt uitgevallen', maar dat klinkt nogal vreemd) en ik was een uur eerder aan de beurt. Ik kreeg een pilletje te slikken – iets kalmerends of pijnstillends, denk ik – moest me in een blauw operatiehemd hullen, nam haastig afscheid van dochter en schoonzoon, die me weggebracht hadden en werd weggereden. Van een maandenlang, langzaam voortsukkelend boemeltreintje, was ik nu in een TGV beland.

Ik werd afgeleverd in een voorbereidingsruimte. Ik kreeg een infuus in mijn linkerpols en er werden wat controlevragen gesteld. Het is best belangrijk dat iedereen weet dat ze de juiste patiënt voor zich hebben. De uroloog kwam naar me toe en vroeg nog eens extra of ik wist waarvoor ik daar was. 'Ja, u gaat mijn prostaat te grazen nemen', antwoordde ik.

Dat vond hij wat kort door de bocht, maar helemaal ontkennen kon hij het niet. Hij vertelde dat er, omdat er nu ineens extra tijd was, een alternatieve mogelijkheid was om de operatie uit te voeren. Hij zou het kunnen doen met behulp van een robot. Dat zou langer duren, maar voordeel was dat hij veel preciezer zou kunnen werken, er minder bijkomende schade zou zijn en minder bloedverlies. Daardoor zou ik sneller herstellen en mogelijk enkele dagen eerder naar huis kunnen. Leek me dat een goed idee ? Ik vond van wel, dus zo werd besloten.

Achteraf begreep ik dat de operatierobot, tot dan toe, alleen gebruikt was om prostaten te verwijderen. Het verkleinen, of afpellen, was nog maar een paar keer met de robot gedaan. Er was direct na de ingreep dan ook extra belangstelling voor mijn toestand. Op de eerste dag stond mijn hele kamer vol met artsen en artsen in opleiding, allemaal benieuwd naar hoe het met me ging en hoe de wonden eruit zagen.

'Mijn' uroloog kwam ook binnenlopen om te vragen hoe het ging. Hij legde nog eens uit hoe de ingreep gegaan was. Bij een 'ouderwetse' operatie wordt de buik opengemaakt, waarna de arts met zijn instrumenten naar binnen gaat om zijn werk te doen. Maar als je met je handen in die buik zit kun je eigenlijk niet zien wat je doet. Met die robot kan dat wel. Die wordt, als het ware op afstand, bestuurd door de arts. Daarbij gaan, door zes kleinere openingen in de buik, de instrumenten, een lamp en een camera naar binnen. Op een beeldscherm kan de arts zien wat er gebeurt en zo veel preciezer werken.

Maar goed, zover waren we nog niet. Ik werd doorgereden naar de OK. Daar werd ik opgevangen door een OK-assistent. (Ik weet de juiste namen voor alle functies in het ziekenhuis niet, dus verzin ik zelf maar wat.) Deze assistent, een slanke, wat oudere man, met een bril, die me op een opgewekte toon vertelde wat er gebeuren ging.

In de voorbereidingsruimte was me gevraagd of ik mijn bril op wilde houden. Dat leek me nog wel even fijn, dus had ik een kartonnen bakje meegekregen waar de bril tijdens de operatie ingelegd kon worden. Dat gaf ik aan de assistent. Hij vroeg me om plaats te nemen op de smalle operatietafel. Daar kreeg ik doeken om me heen gewikkeld, omdat het best koud kon zijn, naar hij zei, als je er een poosje moest liggen.

We babbelden wat, ik weet niet meer precies waarover. Het was nog even wachten op de uroloog, die was nog een broodje aan het eten. Op een zeker moment kwam het operatieteam binnen. Ik werd begroet, de anesthesist – een mevrouw met een bril – stelde zich voor en daarna herinner ik me niets meer. 

 

Van de operatie weet ik niets meer

 

Ik had mijn bril nog op toen ik insliep en ook weer toen ik wakker werd. De eerste uren zijn behoorlijk vaag. Lag ik in een aparte kamer ? Vroeger heette dat de 'verkoever'- of uitslaapruimte. Ik kan het me niet herinneren. Op een zeker moment moet ik, half bij kennis, naar de verpleegafdeling zijn gebracht.

Toen ik weer enigszins bij bewustzijn was kon ik mijn situatie wat beter overzien. Ik lag in een ziekenhuisbed, met een infuus in mijn arm – een zoutoplossing, zei de verpleegkundige – en een katheter die verbonden was aan een grote zak met heldere spoelvloeistof, die aan een paal boven mijn voeteneinde hing. Een tweede slang ging van de katheter naar een grote opvangzak aan de rand van mijn bed.

Zo werd de blaas dus gespoeld. Niet met een pomp, zoals ik had bedacht, maar aangedreven door de zwaartekracht, via een katheter met ingaande en een uitgaande helft. Van dat spoelen voelde ik niets. Alleen als de ingaande slang wat verder open werd gedraaid voelde ik het wat koud worden van binnen. Ik had wel wat pijn in mijn buik, waar zes pleisters op waren geplakt. Er was er maar één waar een klein beetje bloed op te zien was.

Inmiddels was het avond geworden. Een van de verpleegkundigen vroeg of ik iets wilde eten en bracht me een beschuitje met jam. Ik zal naar huis gebeld hebben en misschien zijn dochter en schoonzoon op bezoek geweest, de herinneringen zijn wat wazig. In de loop van de nacht kreeg ik een extra morfinepil tegen de pijn.

Slapen ging niet makkelijk. Het wazige gevoel werd minder en mijn gedachten helderder. Om de nacht door te komen luisterde ik wat naar muziek en een podcast van Vroege Vogels, via mijn smartphone. Tegen de ochtend kwam de 'nachtzuster' om bloeddruk, temperatuur en saturatie op te nemen, met behulp van een rijdbaar meetstation. Alles was in orde.

Die metingen zouden een paar keer per dag herhaald worden en waren eigenlijk gedurende mijn hele verblijf best goed. Een enkele keer een half graadje verhoging, of een iets hogere bloeddruk, maar over het geheel keurig binnen de marges. Dat was in zekere zin een geruststelling, ik bleek, ondanks mijn chronische en tijdelijke aandoeningen, een behoorlijk gezond persoon.

Misschien is het, voor mensen die maar zelden in een ziekenhuis komen, een idee om mijn kamer te beschrijven. Eerst het bed, dat tamelijk smal is en ook niet al te lang. Ik ben maar 1 meter 75, maar lag toch met mijn voeten tegen het schot aan het voeteneinde. Het matras is hard, maar van een soort schuim dat de vorm van je lichaam aanneemt, dus dat ligt best comfortabel. 

Het bed is in hoogte verstelbaar en ook het hoofdeind en het deel op kniehoogte kan versteld worden. Er staat een tafeltje op wielen naast, met een laatje waar je dingen als je telefoon, oordopjes, een pakje zakdoeken, dropjes en lippenbalsem in kunt leggen.

Vanuit mijn bed gezien was de gang aan de linkerkant, er was een schuifdeur en ook gordijnen, voor het geval je je helemaal van de rest van de wereld af wilde sluiten. Achter mijn rug was een wand met allerlei stopcontacten en aansluitingen, onder andere voor zuurstof. Aan die kant zat ook een deel van de verlichting, als je het grote plafondlicht uit wilde hebben. Ik vond het een beetje vreemd dat, als je 's avonds dat kleinere licht aandeed, de hele wand leek uit te zetten. Die hoorde je dan tikken en kraken. Een rare gewaarwording.

De paar keer dat ik 's nachts een tijdje wakker lag en het stil was op de gang, hoorde ik vooral het luchtverversingssysteem. Het ruiste, maar niet gelijkmatig. Op sommige momenten leek het alsof er, ergens in de verte, iemand aan het heen en weer rijden was met een karretje, of een container op wielen. Nog een reden om wat naar muziek te luisteren, of de TV toch maar weer aan te zetten.

Maar goed. Links naast de deur was een hang- legkast voor je kleding en een ladekast met materiaal voor de verpleging. Denk aan handschoenen, onderleggers, verband, pleisters en afvalzakjes. Er hing ook een fles ontsmettende vloeistof voor de handen. En er was een koord, vastgebonden aan een haak, dat schuin naar het plafond liep. Mysterieus. Ik ben er nooit toe gekomen om te vragen waar dat voor diende.

Tegenover het bed was een grote schuifdeur naar de toilet- en de doucheruimte. Die was behoorlijk groot, met een wastafel en planken aan de muur waar toiletpapier en handdoeken op liggen.

Het toilet zelf was nogal hoog. Als ik erop zat kwamen mijn voeten niet bij de grond. Het was uitgerust met armsteunen. Eén ervan stond omhoog en dat was net die waar de toiletrolhouder in zat. Het lukte me niet om hem naar beneden te krijgen, maar dochter wist hoe het moest. Eerst even optillen.

Niet dat ik de eerste dagen naar het toilet moest. De katheter zorgde voor de afvoer van urine en poepen kon ik niet. De verdoving had alles stilgelegd en het zou nog enige moeite kosten om de darmen weer op gang te brengen. Maar dat is voor later.

Rechts van het bed waren de ramen met uitzicht op andere delen van het ziekenhuis – een dak met stoelen en een tafel ('s zomers vast een gezellig zitje) – en daarachter een rij bomen en een fietspad met, daar weer achter, de Eem en wat bedrijfsgebouwen. Voor het raam was een tafeltje met een stoel en een niet zo comfortabele, met kunstleer beklede tweezitsbank.

Boven de schuifdeur naar de badkamer hing de TV. Het zenderaanbod was beperkter dan thuis, je kon niet pauzeren, terugspoelen of programma's later terugkijken – de digitale kijker merkt dan hoe verwend hij is – maar het was fijn dat hij er hing, want veel afleiding was er verder niet.

Op de schuifdeur was een whiteboard aangebracht. Daarop stonden wat algemene mededelingen en de verpleging schreef er, elke shift, de namen van de dienstdoende verpleegkundigen op. Leuk, maar ik wist nooit wie nou wie was en ben de meeste namen vergeten. En ik zag bijna elke dag nieuwe gezichten.






De verpleging en het ziekenhuiseten

Het nadeel van een eenpersoonskamer is dat je nauwelijks contact hebt met andere patiënten. Dat kan trouwens ook een voordeel zijn. Bij mijn opname, dertig jaar eerder, had ik de pech dat er door één van de andere mannen op zaal enorm gesnurkt werd 's nachts. Dat probleem was er nu niet. Het enige contact bestond uit zwaaien, naar de mevrouw in de kamer aan de overkant van de gang.

Als ik het goed begrepen heb werkte de verpleging in drie ploegen, dag, avond en nacht. Elk bestaande uit twee verpleegkundigen en een stagiaire. Er waren er een paar die ik meerdere keer heb gezien, maar hoe zo'n rooster werkte ? Ik heb er geen hoogte van kunnen krijgen.

Daarnaast was er personeel dat voedsel en drank rondbracht. De meeste daarvan zag je elke dag opnieuw en was vrouw en niet meer zo piepjong. Een opvallende uitzondering was een goedgemutste man, van rond de vijftig, met een bril. Hij koppelde het rondbrengen van vreselijk slecht eten aan een zeer vrolijke uitstraling. Het kan zijn dat hij een sadistische inslag had, maar ik vermoed dat hij de maaltijden zelf nooit geproefd heeft.

Het ziekenhuiseten is een verhaal apart. De broodjes en het fruit, bij de lunch, waren best okee, maar ontbijt en diner waren elke dag weer een probleem om door te komen. Vaak was het ontbijt enorm: twee broodjes, een omelet, fruit en ook nog een bakje vruchtenkwark. Ik ben gewend aan een kommetje yoghurt met muesli en was blij toen ik dat op de menukaart zag staan. Het bleek een fikse kom volvette yoghurt, met muesli die zo hard was, dat ik bang was mijn kiezen erop te breken.

Het ontbijt is de belangrijkste maaltijd van de dag, hoor je wel eens. Dat had ik ter harte moeten nemen want de warme avondmaaltijden waren ronduit oneetbaar. Rijst die tot keiharde, droge korrels was gekookt en opgewarmd. Pasta die taai was en droge, smakeloze groente. Ik wilde graag vegetarisch eten dus vaak zat er een vettige omelet bij, nog net eetbaar.

Vermoedelijk worden de maaltijden gekookt, daarna vervoerd naar de afdelingen en daar met de magnetron opgewarmd. Het resultaat is niet best. Zeker niet als je toch al misselijk bent van de narcose en pijnstillers.

Het is allemaal extra treurig als je het opgediend krijgt met zoveel vrolijkheid. Ik durfde de brave man niet teleur te stellen, door te klagen over de kwaliteit van hetgeen hij serveerde. Maar veel heb ik er niet van gegeten. In die kleine week ziekenhuis ben ik bijna vijf kilo afgevallen. Op één ochtend was ik na het ontbijt zo hongerig dat ik, bij de verpleging, een plak ontbijtkoek gebedeld heb. Die sleepte me erdoor tot de lunch.

Die verpleging is trouwens uitstekend. Die vrouwen en meisjes doen enorm hun best om je verblijf comfortabel te maken. Ze zijn opgewekt, in voor een grapje en deskundig. Het is een baan waar veel kennis en verantwoordelijkheid bij komt kijken en die meer waardering verdiend. (Ik heb ze nadat ik weer thuis was een doos chocola gestuurd. En laat ik er, nu we toch tussen haakjes bezig zijn, bij vermelden dat er geen seksuele gedachten, of verlangens, bij je opkomen als je gekoppeld bent aan een spoelkatheter, dus dat speelde op geen enkele manier mee.)

Wat een ellende zou het zijn als er geen verpleegkundigen waren, of dat ze hun werk niet goed zouden doen. Stel je voor dat ik een paar honderd jaar eerder had geleefd en dezelfde medische problemen had gehad. Of dat ik een Amerikaan was met een gebrekkige zorgverzekering. Als Nederlanders mogen we onze handen dichtknijpen en moeten we vooral op politici stemmen die oog hebben voor het belang van goede zorg. 

En niet zeuren over de kosten. Het is een bedrijfstak waar veel mensen werk in vinden. Nuttig werk bovendien ! En waar je maar wat blij mee bent, als er iets aan je lichaam gaat mankeren. Ik las ooit ergens dat de gemiddelde Nederlander meer geld uitgeeft aan zijn auto, dan aan de zorg. Dat mag van mij best andersom.

Op dag één werd me door Lisa aangekondigd dat ik mijn bed uit mocht. De opnamedag en de operatie tellen niet mee, dus dag één is de eerste hele dag dat ik op de afdeling lag. Voor een ingreep, zoals ik die heb ondergaan, staan vier tot zes dagen. Ik zou al na drie dagen naar huis gaan. Niet omdat ik me toen al zo goed voelde – ik was bij vlagen erg misselijk en ellendig – maar de gedachte aan nog zo'n oneetbare avondmaaltijd maakte, dat ik deed alsof het geweldig met me ging. Maar ik loop op de zaken vooruit.

Ik kreeg elke dag een injectie in mijn been, om trombose te voorkomen. Maar daarnaast proberen ze je zo snel mogelijk uit je bed te krijgen, dat is het beste voor het lichaam. Het infuus aan mijn pols was inmiddels afgekoppeld – de naald zat er nog in, voor je weet maar nooit. En de spoelkatheter zat natuurlijk ook nog op z'n plaats.

Ik zwaaide dus mijn benen over de rand van het bed en ging voorzichtig staan. Met in de ene hand de urinezak, die aan de bedrand had gehangen en de ander hand aan de paal met de spoelvloeistof.

Ik vroeg Lisa of ik kon gaan douchen. Dat moest ze even navragen, maar het mocht.De hand met het infuus moest in een plastic zakje, de rest mocht gerust nat worden. Ze hielp me de douche in, waar een stoel stond waar ik op kon zitten en zo het angstzweet van de operatie van me af kon spoelen. Mijn buik was felroze door de ontsmettende vloeistof die erop gesmeerd was. Het zou nog een paar douchebeurten duren voordat dat weggewassen was.

Na het douchen moesten alle pleisters op mijn buik vervangen worden. Het zag eruit alsof ik gevochten had tegen iemand met een hooivork en gerepareerd was met een nietmachine.

Lisa plukte, heel handig, ondanks de latex handschoenen die ze aanhad, de natte pleisters van mijn buik en plakte er nieuwe op. Wel een beetje strak, zoals ik merkte toen ik weer rechtop ging staan, maar dat werd snel beter. 

 

De boel moet weer op gang komen

Een verpleegkundige kwam met een beugel die aan de paal met de spoelzak bevestigd kon worden en waar de urinezak aangehangen kon worden. Zo had ik een hand vrij als ik rondliep. Niet dat ik erg ver wandelde. Een beetje rond het bed, even zitten voor het raam, naar de badkamer om mijn tanden te poetsen en mijn baard te kammen, veel verder kwam ik niet.

In de urinezak belandde aanvankelijk behoorlijk bloederige vloeistof, met klonten bloed en ander weefsel. Na verloop van tijd werd de kleur lichter, van donkerrood naar roze. Uit de informatiefolder die ik voor de operatie gekregen had wist ik dat er tot 6 weken na de ingreep bloed in de urine kon zitten, dus het verontrustte me niet. De verpleegkundigen en artsen waren bovendien behoorlijk positief over mijn toestand. Het ging allemaal de goed kant op.

Over dag twee valt weinig te vertellen, behalve dat ik te horen kreeg dat ik misschien de volgende dag, vrijdag dus, naar huis zou mogen. Ik doodde de tijd met wat lezen en TV-kijken. 's Middags kwam, helemaal onaangekondigd, mijn oom N. binnenlopen. Dochter en schoonzoon kwamen elke avond op bezoek, wat fijn was en ik belde regelmatig met mij vrouw, maar verder verwachtte ik geen bezoek. N. is de jongste halfbroer van mijn vader. Hij zal inmiddels een eindje in de zeventig zijn, mijn vader is eenennegentig. Het was leuk om eens bij te praten.

Na weer een beroerde avondmaaltijd en een prettig bezoek van dochter en schoonzoon (ik had ze gevraagd om wat biscuitjes mee te brengen, dan had ik tenminste iets behoorlijks te eten) ging ik mijn derde nacht in. Ik moet goed geslapen hebben, want ik herinner me er niets van.

Ik was wel vroeg wakker en vertelde de 'nachtzuster' dat ik telkens de aandrang had om te poepen, maar dat er alleen maar wind kwam. Ze gaf me een drankje dat de stoelgang moest stimuleren. Ik werd er vreselijk misselijk van en hing, toen ze daarna langskwam om de bloeddruk etc. te meten, kokhalzend over de WC. Ze hielp me weer naar bed. De bloeddruk was nog best okee, maar dat poepen werd een probleem.

Achteraf denk ik dat de misselijkheid ook kwam door alle pijnstillers die ik kreeg. Acht paracetamollen per dag. Zodra ik thuis was heb ik dat geminderd tot één of twee per dag. De pijn was best te doen en de misselijkheid werd daarna een stuk minder.

Dag drie was de grote dag. De katheter zou eruit gaan, voor het eerst in drie maanden en als het plassen goed op gang kwam zou ik naar huis mogen. Ik keek er naar uit, maar zat toevallig net op de WC toen de arts de ronde deed. Ook die keer geen resultaat op het toilet, behalve winden.

Daarna kwam er een verpleegkundige binnenlopen die vrolijk aankondigde dat ze de katheter kwam verwijderen. Ik had haar nog niet eerder gezien. Ze legde een onderlegger in mijn bed, want er zou waarschijnlijk wel wat bloed meekomen. Ze maakte eerste het ballonnetje dat de katheter op zijn plaats hield leeg, met behulp van een grote injectiespuit.

Daarna was het even diep inademen en bij het uitademen trok ze de slang naar buiten. Dat was een pijnlijk moment. De katheter ging immers door het geopereerde gedeelte heen. Maar de pijn duurde niet lang. Daarna voelde het een beetje vreemd, maar niet onprettig en was het wachten op de eerste plas.

Het was de bedoeling dat ik een plas zou doen en daarna nog een tweede. Dan zou er een echo gemaakt worden om te zien of mijn blaas goed leeg was. Als er teveel urine achterbleef was er een probleem. Ik had nu ook een laxeermiddel gekregen, in de vorm van een tubetje dat ik zelf, in de anus, moest spuiten. Ik stuurde berichtjes naar mijn vrouw.

'De katheter is eruit en het laxeermiddel erin. Ik moet het nu even ophouden. Dat valt niet mee.'

Ruim een half uur later en na een heel lange zit op het toilet kon ik een eerste succes melden:

'De vlag kan uit: ik heb gepoept !'

Maar nu het plassen nog. Het was een vreemde sensatie om na zo'n lange tijd weer normaal te piesen. De eerste keer ging het nog wat aarzelend. Na de tweede plas werd er een echo gemaakt en bleek dat er nog vrij veel urine in mijn blaas achterbleef. Ik kreeg een plastic fles om de volgende plas in te doen, zo zouden ze kunnen vergelijken wat eruit kwam en wat er achterbleef.

Ondertussen dronk ik glazen water en thee, om maar zo snel mogelijk weer te kunnen plassen. Ook de derde en vierde plas waren nog niet in orde. Ik raakte een tikje vertwijfeld en ook de verpleegkundigen wisten niet direct wat ze ermee aan moesten. De lunch was inmiddels verwerkt en ik wilde heel graag naar huis. Nog zo'n oneetbare avondmaaltijd kon ik niet aan. 

Rond een uur of drie 's middags kwam ik op het idee om niet meer te gaan zitten bij het plassen, maar te gaan staan. Ik zit eigenlijk altijd op het toilet, dat is begonnen toen ik door de OI vermoeidheidsklachten kreeg. Ik was soms zo moe dat ik maar net naar de WC kon wankelen en blij was dat ik daar weer even kon gaan zitten. Nu had ik de laatste paar plasjes gedaan, zittend op rand van de stoel, in de doucheruimte. Wat als die rand de boel dichtdrukt ? Dan blijft er dus urine achter in de blaas.

Dat bleek een goede veronderstelling. Staand plaste ik ineens veel beter en bij de volgende echo kon de stagiaire zelfs helemaal geen achtergebleven urine vinden.

'Ik wil niet te vroeg juichen,' zei ze aarzelend. Haar collega zei dat ze nog maar een meting moest doen. Nu vond ze twaalf cc, een borrelglaasje. Ik mocht weg !





Eerste periode thuis (24 november tot 13 december)

Eigenlijk voelde ik me helemaal niet goed toen ik naar huis ging, maar ik wilde dolgraag weg. Naar huis, naar mijn vrouw en een behoorlijke maaltijd. Dochter en schoonzoon kwamen me afhalen met een rolstoel van het ziekenhuis. Dochter had een ballon gekocht, in de vorm van een groene kikker, om het te vieren.

Ik had mijn spullen gepakt en daarvoor al afscheid genomen van de verpleging. Er was me uitgelegd wat ik de eerste dagen en weken kon verwachten en waar ik me aan moest houden. Die informatie kreeg ik ook op papier mee. Er stond een telefonische afspraak gepland voor eind januari. Dan pas ? Vroeg ik.

Ja, dan was de verwachting dat de operatiewonden hersteld zouden zijn en ik weer redelijk normaal door het leven zou kunnen. Als er dan nog ernstige klachten zouden zijn was er waarschijnlijk iets niet helemaal in orde. 'Het lichaam moet ook wennen aan de nieuwe fysieke situatie.'

Ik kreeg drie 'luiers' mee, meer mochten ze me er niet meegeven. Eerder was me verteld dat ik er maar twee meekreeg, dus ik had er zelf vast twee in mijn tas gestopt. Er lag een ruime voorraad in het ladekastje. Ik was bang dat ik de eerste dagen en nachten elke tien minuten naar de WC zou moeten rennen. Zo zou ik hopelijk het weekeinde wel door komen. Daarna konden we misschien incontinentiemateriaal bestellen, of kopen. Volgens de verpleging kon je het goedkoop krijgen bij het Kruidvat.

Op het ladekastje naast de deur lag nog een onderlegger, waar ik een vlek in had gemaakt. Toen ik vertelde over de luiers pakte de dochter de onderlegger en stopte die ook in mijn tas. Daarna reden ze me naar de lift. De verpleegkundigen waren aan het eten, dus werd ik alleen uitgezwaaid door de vrolijke man van de maaltijden.

Dochter maakte een pirouette met de rolstoel, maar daar was ik minder blij mee. In de bijna verlaten hal, beneden, vroeg ik haar om even te stoppen. Ik was zo draaierig en misselijk dat ik bang was dat ik moest overgeven. Na een minuutje ging het beter.

Thuis hees ik me de trap op en kon ik mijn vrouw in de armen vallen. Ik was doodop, moest af en toe vechten tegen de misselijkheid en deed nog behoorlijk bloederige plasjes. Toch smaakte de instant pasta thuis een stuk beter dan het ziekenhuisvoer, dat ik de in de dagen daarvoor gekregen had.

De eerste dagen was het erg bijkomen, maar daarna ging het snel beter. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit zo krachtig gepiest had als nu. De angst dat ik het niet op zou kunnen houden, of 's nachts in een nat bed wakker zou worden, bleek ongegrond. Okee, ik moest er een paar keer uit om te plassen, maar dat moest ik voor de operatie ook. 

En gaandeweg werden de tussenpozen steeds langer. De onderlegger was overbodig, hoewel hij wel isolerend werkte, wat prettig was want de eerste tijd had ik het erg koud.

Na een week kon ik bij de huisarts de hechtingen, in mijn geval nietjes, laten verwijderen. Ik had er tot dan toe, bij het douchen, een beetje voorzichtig omheen gewassen. En omdat ik onder de douche mijn bril niet op heb, zag ik bij de huisarts eigenlijk pas goed hoe de wondjes eruit zagen. Zes waren het er. Één wat groter, een centimeter of zeven, de andere vijf klein.

In totaal zaten er achttien nietjes in mijn buik. Die werden door de twee assistentes – de ene had er ervaring mee, de ander deed het voor het eerst – zonder probleem verwijderd, met het tangetje dat ik meegekregen had. Je moet je voorstellen dat zo'n nietje, na tien dagen, een beetje vrijkomt van de huid. Het tangetje heeft twee pennetjes die onder het nietje geschoven kunnen worden. Als je het dichtknijpt komt er een derde pennetje naar beneden, tussen de onderste twee. Daardoor worden de zijkanten van het nietje omhoog gedrukt en kan het makkelijk worden losgehaald.

Ik vertelde de assistentes dat het heel goed met me ging. Ik voelde me goed, pieste als nooit tevoren en had zin om weer dingen te ondernemen. Eigenlijk was het me allemaal erg meegevallen. Okee, ik voelde nog wel eens een pijntje, maar dat is niet vreemd. Het was best te doen. Ik was naar de praktijk gereden met mijn scootmobiel. Ik voelde de hobbels in het wegdek wel in mijn onderbuik, maar als ik niet te snel reed was dat geen probleem.

De week daarop ging ik voor het eerst weer boodschappen halen, bij de supermarkt. Tot dan toe hadden we alles thuis laten bezorgen, door de kinderen, of de bezorgdienst van AH. De week daarna sprak ik af om koffie te gaan drinken met mijn ouders. Daarvoor deed ik nog een boodschap en alles leek geweldig goed te gaan.


Het gaat toch mis

 

In de brief, die ik bij mijn ontslag uit het ziekenhuis meegekregen had, stonden een paar leefregels, sommige door de verpleging met een marker onderstreept. De belangrijkste waren: niet persen bij het poepen, niet zwaar tillen en in de eerste weken niet fietsen. Daar had ik me zo goed mogelijk aan gehouden.

Voor een deel was dat heel makkelijk. Fietsen deed ik al jaren niet meer en persen bij het poepen was niet meer nodig, nu mijn darmen hun normale routine hervat hadden. Alleen het zwaar tillen was wel eens een punt. Want wat is zwaar ?

We lieten de boodschappen thuis bezorgen, maar toch til je dan bij het opruimen ervan wel eens een tas met een paar pakken melk. Het weer werd kouder, dus ik had een paar bloempotten van het balkon gehaald. Was dat zwaar tillen ? Zo waren er wel meer momenten dat ik achteraf dacht, was dat niet te zwaar ?

Er stond ook dat er, tot zes weken na de operatie, bloed in de urine kon zitten. Dus aanvankelijk maakte ik me daar weinig zorgen over. Maar donderdag, de twaalfde december, merkte ik dat er iets niet helemaal in orde was. Ik had ineens veel meer bloed in mijn urine en het plassen ging moeilijker. Het voelde onprettig en pijnlijk.

In de loop van de ochtend werden de klachten heftiger. Ik had nu voortdurend aandrang, maar plaste maar kleine, bloederige beetjes. Volgens de informatie die ik meegekregen had kon ik, bij plotseling optredende klachten, in de eerste week naar het ziekenhuis bellen. Daarna moest ik contact opnemen met de huisarts. Dat laatste deed ik dus en er werd me gevraagd om even langs moest komen, met wat urine in een potje.

Een aantal weken daarvoor had onze dochter bij de apotheek een paar plastic busjes gekocht, speciaal voor het inleveren van urine. Daar had ik er nog één van staan. Ik hees me dus op de scootmobiel en leverde even later mijn potje, meer bloed dan urine, in bij de assistente. Die keek er naar en zei dat ik maar even moest wachten, de dokter zou me zo kunnen zien.

Het was niet druk, dus na een paar minuten zat ik in de spreekkamer. De huisarts had op haar computer mijn dossier opgezocht en dacht dat ik een blaasontsteking had. Dat is een tamelijk gewone complicatie bij een prostaatoperatie, zei ze. Ze schreef me een antibioticakuur voor, direct af te halen bij de apotheek. Als de klachten zouden verergeren moest ik meteen contact op nemen.

Ik reed naar de apotheek waar ik mijn recept inleverde en daarna zo duizelig was dat ik even moest gaan zitten. Ik hoopte dat ik snel mijn medicijnen zou krijgen en dat ze zouden werken, want ik voelde me lang niet goed. Na een paar minuten kwam de apothekersassistente terug, met de mededeling dat het medicijn niet leverbaar was. Ze had even gezocht, in het systeem en een andere apotheek in het dorp zou het wel op voorraad hebben. Of ik het daar kon gaan halen.

Ik legde uit dat dat me niet ging lukken. Ik zou al blij zijn als ik weer heelhuids thuiskwam. Ze zei dat het ook bezorgd kon worden. Ik vroeg of dat met spoed kon en daar zou ze haar best voor gaan doen.

Een halfuur later zat ik, behoorlijk beroerd, tegenover mijn vrouw aan tafel. Ik was duizelig en misselijk en terwijl ik mijn ongeruste vrouw verzekerde dat het wel ging, voelde ik de urine in mijn broek lopen. Er volgde een onrustige nacht. Ik had voortdurend het gevoel dat ik moest plassen, maar op het toilet kwam er nauwelijks iets uit. Ondertussen trokken de krampen door mijn lijf.

Niet kunnen poepen is onprettig, maar dat hou je nog wel een paar dagen uit. Niet kunnen plassen is een ramp.

De antibioticapillen waren netjes bezorgd en ik had er, op de voorgeschreven tijden, twee van genomen. Die zorgden niet voor verbetering. De volgende ochtend was wel duidelijk dat ik zo niet verder kon. Ik belde dus opnieuw naar de huisarts, die weer vroeg of ik langs wilde komen. Ik zag een scootmobieltocht deze keer niet zitten. Dochter en schoonzoon lagen met griep op bed, dus ik belde mijn broer, of hij me met zijn auto kon brengen. Dat kon gelukkig.

Deze keer werd ik ontvangen door de collega van de huisarts, een jonge vrouw die een en al medeleven was. Ik had wel erg veel pech. Jongens, dat was balen. Het was nu wel duidelijk dat mijn urineleider verstopt zat. Ze belde met het ziekenhuis. Er zou opnieuw een katheter ingebracht moeten worden. Dat wilde ze liever niet zelf doen. Na overleg werd besloten dat ik naar de eerste hulp moest.

Mijn broer reed me er heen. Onderweg belde ik mijn vrouw, ik had geen idee hoelang ze met me bezig zouden zijn. Of ik misschien een nacht moest blijven. We zouden het wel zien. Als ik maar verlost werd van mijn verstopping.


(Klik voor het vervolg hieronder op 'oudere posts'.)