Het verhaal van een patiënt

In november 2024 werd ik geopereerd aan mijn prostaat. Hieronder kun je lezen hoe het zover kwam, wat er gebeurde en hoe het nu met me gaat. (Best goed, hoor !)

zaterdag 16 augustus 2025

Terug in het ziekenhuis (13 tot 15 december)


Bij het ziekenhuis zetten mijn broer me af bij de ingang van de Spoedeisende Hulp, terwijl hij zelf de auto ging parkeren. Ik waggelde naar de balie, waar gelukkig een pilaar stond waar ik me aan vast kon houden. De vriendelijke dame aan de andere kant van het glas schreef me in en voorzag me van een polsbandje. Daarna moest ik even wachten, in de wachtkamer, waar verschillende andere noodgevallen zaten.

Een jong meisje zat er met haar hand tegen haar rechteroog. Moeder ernaast. Een jongeman was gevallen met zijn bromfiets en had zijn voet bezeerd, bleek uit het gesprekje dat hij voerde met een andere vrouw, waarvan me niet duidelijk werd waarvoor zij gekomen was. Ze leek me te opgewekt voor een echt noodgeval.

Ik probeerde ondertussen een manier te vinden waarop ik enigszins comfortabel kon zitten. Dat viel niet mee en ik was blij toen er een verpleegkundige kwam om me te halen. Dit was weer een vlotte, blonde, jonge vrouw, niet piepjong meer, maar ik had makkelijk haar vader kunnen zijn. Ze liep zo snel voor me uit, of ik ging zo langzaam, dat ik bijna bekneld raakte tussen de deur naar de afdeling, die zich automatisch achter haar sloot. We gingen een behandelkamer in.

Ze stelde zich voor, ik ben haar naam vergeten, maar laat ik haar Bianca noemen. Namen onthouden is niet mijn sterkste kant en mijn concentratie was, op dat moment, ook niet optimaal. Ik mocht op een bed gaan liggen. Ze legde uit dat ze opnieuw een spoelkatheter in zou brengen. Of ik mijn broek uit kon trekken. Mijn jas had ik al over een stoel gehangen. Daarna gaf ze me een washandje, om mijn inmiddels nogal bloederige geslachtsdeel te wassen.

Het inbrengen van de katheter was weer geen pretje, maar gelukkig snel voorbij. Bianca zei dat ik het heel goed deed. Maar ik had niet veel bij te dragen. Ik lag te rillen van vermoeidheid en stress. Ze dekte me zorgzaam toe met een dekentje, terwijl de katheterzak zich vulde met een flinke hoeveelheid bloederige urine. 'Dat had u niet zelf op kunnen lossen,' zei ze, 'goed dat u gekomen bent.'

Ik probeerde de ongemakkelijke spanning te verdrijven met een luchtig gesprek. Het begon over vrijdag de 13e, die voor mij een echte ongeluksdag bleek te zijn. We eindigden over het fenomeen AI en wat dat voor gevolgen heeft voor artiesten.

Mijn broer verscheen, vlak nadat de katheter er weer in zat. Ik zou in ieder geval een nacht moeten blijven, dus hij nam afscheid en zou nog even bij mijn vrouw langs gaan. Bianca had ongetwijfeld nog andere spoedgevallen om naar om te kijken, dus ze liet me alleen met de opdracht om na een uur op de bel te drukken, dan zou ze komen kijken hoe het met me ging. Dat herhaalde zich een paar keer en tussendoor werd ik ook bezocht door een arts. Een jonge vrouw, dit keer, die me vertelde dat ik gewoon pech had.

Na zo'n operatie zijn er natuurlijk wonden, ook aan de binnenkant van je lijf. Daar vormen zich stolsels, korstjes zouden het zijn, als ze aan de buitenkant op je huid zaten. Na verloop van tijd laten die los, waarna het opnieuw een beetje kan gaan bloeden. Als de korstjes te groot zijn kunnen ze de boel ook verstoppen. Dat was waarschijnlijk bij mij gebeurd. Nu zou de blaas schoongespoeld worden en daarna zou het snel weer goed komen.

Het wachten was op het moment waarop ik naar de verpleegafdeling gebracht kon worden. Ik had gelukkig mijn smartphone meegenomen, zodat ik de tijd kon doden met het lezen in een e-boek en het sturen van berichtjes naar mijn vrouw.

Tegen de avond reed Bianca me, met bed en al, naar een afdeling waarvan ik de naam vergeten ben. Het was moeizaam manoeuvreren, want niet alleen het bed, met mij erin, moest mee, maar ook de paal met de zak spoelvloeistof die aan mijn lijf verbonden was. Ik hielp zo goed mogelijk mee, door eerst de paal, met de katheter, vast te houden en daarna, met mijn voet, de deur open te duwen. Het was wel duidelijk waarom er doorgaans twee verpleegkundigen mee gaan, als er een patiënt met bed en al verplaatst moet worden. Maar Bianca kon erom lachen en ik vond het best.

We gingen naar een tussenstation, waarvan ik de naam vergeten ben. Een ruime zaal, met zeker tien bedden. Ze waren allemaal leeg, dus ik mocht er één kiezen. Ik nam een willekeurig bed, tegenover de desk van de verpleging en met uitzicht op de gang naar de Eerste Hulp. De verpleegkundigen overlegden met de verschillende afdelingen, waar de nieuw binnengebrachte patiënten geplaatst zouden kunnen worden. Er hing al wat kerstversiering boven de desk, of misschien was er iemand jarig geweest.

Er kwam een verpleegkundige bij mij langs. Ze controleerde mijn katheter, de bloeddruk, temperatuur en saturatie en bracht een infuusnaald in, in mijn linker arm. Dat was voor eventuele noodgevallen. Ze vroeg of ik al iets gegeten had. Het was inmiddels half zeven, de maaltijden worden in het ziekenhuis vroeg geserveerd, dus het diner had ik gemist.

Ik denk dat ik van Bianca, op de Eerste Hulp, wel iets te drinken zal hebben gekregen, maar verder had ik niet veel gegeten die dag en ook niet gedoucht, dus heel fris en energiek voelde ik me niet.

De verpleegkundige zei dat ze in ieder geval wel een paar boterhammen voor me kon regelen. Ze vroeg wat voor beleg ik wilde en ik vroeg om kaas. Even later kwam ze terug met een kop thee, twee boterhammen met kaas en een bakje druiven. De beste avondmaaltijd die ik, tot dan toe, in het ziekenhuis had gekregen.  

 

Weer naar de verpleegafdeling

 

Na enige tijd werd ik opgehaald en met bed en al naar de verpleegafdeling gereden. Dezelfde afdeling waar ik de eerste keer had gelegen, maar aan de andere kant van de gang. Mijn kamer was in bijna alles het spiegelbeeld van de kamer die ik eerder had. Alleen de schuifdeur naar de douche/wc zat verkeerd om. Ik verwachtte dat de deurgreep aan de kant van de gang zou zitten, maar hij zat bij het raam.

Verder was alles, wat in de eerste ronde links zat, nu rechts en andersom. Ik had deze keer helemaal niets bij me, behalve de kleren die ik aan had en mijn telefoon. Van de verpleging kreeg ik direct een paar groene antislipsokken. Verstandig want de vloer was glad en niemand zit te wachten op een glijpartij met akelige gevolgen. Niet alleen riskant, vanwege mijn broze botten, maar ook door de katheter.

Ik vertelde de verpleegkundige dat ik er die dag, door alle toestanden, niet toe gekomen was om me te douchen en dat ik dus al twee dagen in dezelfde, inmiddels met bloed besmeurde, onderbroek rondliep. Ze bezorgde me een schone broek, gemaakt van gaas. Doorzichtig en rekbaar, maar toch een verbetering.

Ze bracht me ook een tandenborstel, keurig verpakt in plastic, met de tandpasta er al op. En een tube doucheschuim/shampo, geschikt voor alle oppervlakken van het menselijk lichaam. Die tube zou de aanleiding zijn voor de enige echte noodsituatie waar ik in terecht kwam. Toen ik zover was om me wat op te frissen en al grotendeels ontkleed in de doucheruimte stond, bleek dat ik de tube niet open kreeg. Het plastic rond de dop was zo stug dat ik er mijn nagels op dreigde te breken. Ik drukte dus op de noodknop en een kordate verpleegkundige kwam me redden.

Over mijn tweede verblijf schreef ik een verhaal voor op ons Stripblog:


De verlegen holbewoner

Mensen zijn holbewoners. De oudste sporen van menselijke aanwezigheid zijn gevonden in grotten. Of dit echt zo is, zou ik nog eens op moeten zoeken, maar de beschilderde grotten van Lascaux en Altamira zijn wereldberoemd en heel oud.

In ons land zijn geen bergen en alleen in het heuvelland van Limburg en de Achterhoek zouden misschien een paar holen geschikt gemaakt kunnen worden voor menselijke bewoning. Lang niet genoeg voor de hele bevolking natuurlijk. Maar dat geeft niet, we hebben inmiddels geleerd om onze eigen grotten te bouwen. Huizen noemen we die. Daar maken we het gezellig met onze eigen spulletjes en sluiten we 's avonds de rest van de wereld buiten, door de gordijnen te sluiten en met een dekentje op de bank te kruipen.

Ik moest daaraan denken toen ik in het ziekenhuis lag. Elke avond kwam er een verpleegkundige langs om de gordijnen dicht te doen en om te vragen of de deur naar de gang ook dicht moest. Ik had dat liever niet. Voor een grotbewoner hou ik er, misschien ongewoon, veel van om een beetje naar buiten te kunnen kijken.

Van mij mocht het gordijn best wat open blijven en de deur ook. Met alles potdicht voel ik me opgesloten. Ik zie graag de lichtjes van straatlantaarns en de verlichte vensters van de huizen in de buurt. Als er rumoer is op de gang, dan vind ik het wel fijn om te kunnen zien wat er aan de hand is.

Ik stel me voor dat ik, als ik in de steentijd had geleefd en in een land met bewoonbare grotten, ik een plekje dicht bij de ingang had gezocht. Zodat ik de sterren kon zien en de dieren kon horen, als die 's nachts door de omgeving rondscharrelden.

Zo'n voorkeur voor openheid en uitzicht heeft voordelen en nadelen. Stel dat er een overstroming aankwam, dan zou ik die als eerste merken, vlakbij de ingang van de grot. Ik zou de andere bewoners, wat verder naar binnen, kunnen waarschuwen en gauw een hoger gelegen plekje kunnen zoeken.

Zou er een holenbeer of een sabeltandtijger aankomen, dan zou ik die als eerste zien, maar zij mij ook. Ik zou het gevaar lopen om opgegeten te worden, maar mijn vrienden en familie zouden, ook nu weer, een goed heenkomen kunnen zoeken, of mij kunnen redden. Als ze me de moeite van het redden waard vonden.

In dit geval was ik als eerste op de hoogte toen het met een oudere heer, in de aangrenzende kamer, niet goed ging. Ik kon precies volgen hoe benauwd hij het had en hoe de verpleging haar best deed om daar verbetering in aan te brengen. Ik hoorde dat er een arts bij geroepen werd en ook hoe de patiënt, al rochelend en kuchend, vertelde dat hij al eerder last van zijn luchtwegen had gehad. Ook dat hij lange tijd in Frankrijk had gewoond, trouwens, maar voor zover ik kon opmaken niet in een grot.

Dat dit alles zich afspeelde om 3 uur 's nachts was voor mij niet echt voordelig, want ik werd erdoor uit mijn slaap gehouden. Ik schoot er sowieso weinig mee op. Ook als er iets gebeurd was dat mij direct aanging had ik niet veel kunnen doen, aangezien ik niet erg mobiel was, met mijn spoelkatheter, verbonden aan een standaard met een infuuszak van 3 liter.

Kortom, mijn voorkeur voor open deuren had niet veel nut. Het open gordijn trouwens ook niet toen ik de volgende ochtend, bevrijd van mijn katheter, onder de douche uitkwam en in mijn nakie langs het raam moest om bij mijn schone kleren te komen. Niet dat ik daar heel erg mee zat. Het ziekenhuis staat niet aan een drukke weg en ik had al aanstootgevender momenten meegemaakt in de voorafgaande dagen.

Maar we lopen vooruit op de gebeurtenissen. Dat met die open gordijnen en de douche kwam omdat de verpleging elke ochtend langskwam, om de gordijnen open te doen. Prima, alleen had ik ze net een beetje dichtgedaan, voor wat privacy na het douchen. Ach, het zijn kleinigheden. Verder verliep het allemaal best goed.



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten