Het was inmiddels zaterdag en de routine, van het weekeinde, bleek een beetje te verschillen van die van de rest van de week. Geen stagiaires, bijvoorbeeld. De dagshift werd beide dagen verzorgd door twee struise dames, Simone en Jeanette. De laatste had wat bruuske manieren, maar bleek uiteindelijk best vriendelijk en behulpzaam.
Ik maakte het ze ook niet moeilijk. Ze kwamen op gezette tijden kijken hoe het met me ging. Goed. Ze namen mijn bloeddruk, temperatuur en saturatie op. Goed. Ze kwamen medicijnen uitdelen, in mijn geval weer de acht paracetamollen per dag. Hm, iets minder goed. Ik vroeg of ze het erg vonden als ik er daar de helft van nam. Dat was goed.
Iets minder goed was het dat Simone op een zeker moment binnenkwam met een bekertje met een antibioticatablet en een hele batterij injectiespuiten. Daar keek ik verbaasd van op. Ik had van de huisarts die antibioticakuur gekregen en dat, met de verpleegkundige van de avonddienst, besproken en besloten om die pillen niet te nemen. Simone maakte nu aanstalten om die reeks injectiespuiten in mijn infuus te ledigen, maar door mijn verbaasde reactie begon ze te twijfelen.
'U heeft toch eerder antibiotica gehad ?', vroeg ze. Ik zei iets over de pillen die ik niet meer nam. Ze keek eens naar mijn polsbandje. Ah, nu werd het duidelijk, ze had zich in de kamer vergist. Een beetje beschaamd nam ze de injectiespuiten bij elkaar en haastte zich de kamer uit.
Later kwam ze zich verontschuldigen. De medicijnen waren voor een patiënt verderop in de gang bestemd. Ach, het blijft mensenwerk en er was uiteindelijk niets gebeurd. Maar het blijkt dat je, ook als patiënt, moet blijven opletten, een vergissing is snel gemaakt.
Wat verder verschilde, van mijn eerste opname, was dat er geen nieuwe patiënten voorbij kwamen rijden, in hun ziekenhuisbed en voortgeduwd door twee verpleegkundigen. Het was meer de bedoeling om zoveel mogelijk patiënten naar huis te laten gaan. Operaties en nieuwe opnames waren er voor het weekeinde niet gepland, noodgevallen uitgezonderd.
Ik was dus zo'n uitzondering en verder bleven er nog wat mannen en vrouwen waarvan het herstel minder snel ging dan verwacht. Een paar daarvan zag ik zo nu en dan voorbijlopen over de gang. Een beetje somber voor zich uit starend, met net zo'n paal op wielen, met een infuuszak, als ik had.
Uit wat ik opving bleek dat er in ieder geval één andere man bij was, die hetzelfde had meegemaakt als ik. Geopereerd, een bloeding, een verstopping en weer opnieuw opgenomen.
Een andere kwam even een praatje maken. Ook hij liep met een spoelinfuus. Hij was eerder in de week geopereerd aan zijn prostaat, maar dat was met meer spoed gebeurd dan bij mij. Bij hem was de boel volledig verstopt geraakt, nog voor hij een arts geconsulteerd had.
Hij vertelde hoe hij eerst geprobeerd had naar de huisartsenpraktijk te lopen. Huisartsen komen alleen nog bij je langs als je echt geen vin meer kunt bewegen. Het lopen, met zijn verstopte blaas, was hem zo zwaar gevallen dat hij, na een paar honderd meter, weer om was gekeerd naar huis. Hij had een tweede poging gedaan, op de fiets. 'Met één bil op het zadel', zei hij. Toen was het hem wel gelukt en daarna was hij met spoed opgenomen en geopereerd.
Nu verkeerde hij in ongeveer dezelfde toestand als ik. Wachtend tot de vloeistof helder genoeg was en hij naar huis zou mogen. We praatten nog wat verder en hij vertelde dat hij heel lang bij Philips gewerkt had. Ik vertelde dat mijn vader en grootvader een poosje bij Philips in Baarn hadden gewerkt, in de onderhoudsdienst.
'Ja, Phonogram,' zei hij. Dat kende hij wel. Daar werden grammofoonplaten opgenomen en geperst. Ik vertelde dat mijn ouders nog afgekeurde platen hadden, proefpersingen waarschijnlijk, in bruine papieren hoezen. Mijn vader heeft er niet lang gewerkt, maar het was een aardig aanknopingspunt en het eerste en enige gesprekje dat ik met een medepatiënt had.
Nog een nachtje blijven
Op zaterdagochtend kwam de uroloog langs. Niet de arts die mij geopereerd had maar een collega, een vrolijke man, met krullend grijs haar. Op de TV waren kerstliedjes te horen en hij liep die even later luidop te zingen, op de gang.
Hij vertelde dat ze me nog een nacht zouden houden. Die verstopping was gewoon pech. Het spoelen van mijn blaas leek prima te gaan er was geen reden voor ongerustheid. Voor de zekerheid gingen ze er nog even mee door en als alles zo verder zou gaan kon, de volgende dag, de katheter er weer uit en zou ik naar huis mogen.
Ik vond het een goed plan, maar moest dan wel wat dingen gaan regelen. Ik had niet op deze ontwikkelingen gerekend en het ziekenhuis natuurlijk ook niet. Die ochtend had ik een geïmproviseerd ontbijt gekregen. Bij een reguliere opname geef je per dag op wat je wil eten, nu had ik niets door kunnen geven, dus moest ik het doen met wat er was: Een bruine boterham, zonder boter, een bakje jam, een gekookt ei, een bakje yoghurt en een bakje vanillevla.
Ik heb de yoghurt en de jam door elkaar gegooid en de rest laten staan. Voor de volgende dag bestelde ik heel simpel twee broodjes met kaas en wat fruit. Dat had ik veel eerder moeten doen.
Ik appte met mijn vrouw en broer, of ze er samen voor konden zorgen dat ik wat schone kleren, toiletspullen en de oplader van mijn telefoon kreeg. Dat kon. Mijn broer kwam het rond de middag brengen. Dat zou het enige bezoek zijn dat ik kreeg, maar ja, niemand had erop gerekend dat ik weer in het ziekenhuis zou belanden. Nu zien dat ik het avondeten overleefde en hopen op betere tijden voor de volgende dag.
De avond werd opgevrolijkt door grote zwermen vogels die buiten, voor het raam, langszwierden. Eerst een flinke groep houtduiven, die uiteindelijk neerstreken in de bomen langs de Eem. Daarna een nog grotere groep kauwtjes. Zij draaiden een tijdje rondjes in de schemering en ik probeerde daar foto's van te maken, met mijn smartphone. Dat lukte niet best. Ik kwam op het idee om ze te filmen en dat ging beter. Live entertainment. Heel mooi !
Ook deze keer schreef de verpleging elke shift hun namen op het whiteboard. Bij wijze van grapje tekende ik er een zelfportret bij, in de vorm van een vogel met een baard en een brilletje en zette daar mijn naam onder. Er reageerde niemand op. Pas toen ik opgehaald werd door mijn broer viel het iemand op. De vrolijke man van de maaltijden, dezelfde als bij mijn eerste verblijf, liep mijn kamer in en terwijl wij al naar de lift liepen hoorde ik hem roepen: 'Mooie tekening !'
Maar dat kwam wat later. Eerst moest de katheter er nog uit. Jeanette was verbaasd dat de nachtploeg dat niet had gedaan. Omdat er nog wat bloed meekwam, begreep ik. Wat later kwam Simone de handeling verrichten. Het was minder pijnlijk dan de eerste keer. Maar nog steeds een spannend moment. Als zo'n kathter eenmaal zit heb je er weinig hinder van, maar het inbrengen en eruit halen is niet iets om je op te verheugen.
Daarna kon ik me wel, weer vrij van vreemde aanhangsels, gaan douchen en aankleden. Het plassen moest weer op gang komen, maar deze keer wist ik hoe ik het aan moest pakken. De tweede plas ging zonder problemen. Ik had wel de pech dat Jeanette de echo kwam maken en ze nog geen ervaring had met het, klaarblijkelijk pas nieuwe, apparaat. De duwde de sonde met kracht in mijn onderbuik. Waarschijnlijk vluchtte mijn blaas geschrokken een andere kant op, want ze kon hem niet vinden. Dat vatte ik op als een goed teken, ondanks het onprettige gevoel dat haar aanpak opleverde. Een blaas vol urine had ze vast wel gezien.
Na een tweede, ongemakkelijke, poging haalde ze Simone erbij. Die deed het wat voorzichtiger en vond een bijna lege blaas. Ze overlegden even en besloten dat een derde plasje overbodig zou zijn. Ik mocht naar huis.
(Het is achteraf gek dat je het zo beleeft. Als patiënt voel je je ondergeschikt en overgeleverd aan het oordeel van de verpleging en artsen. Maar in wezen had ik naar huis gekund wanneer ik wilde. Een ziekenhuis is immers geen gevangenis.)
Het was inmiddels vlak na lunchtijd, dus ik at mijn broodje en belde mijn vrouw en mijn broer. Toen we mijn kamer verlieten kwam de verpleging net terug van hun middagmaal. Ik kon Jeanette nog even de hand schudden en ze drukte me, onverwacht vriendelijk, op het hart om vooral direct naar de afdeling te bellen, als er weer iets mis zou gaan. Niet eerst de huisarts, dat levert alleen maar vertraging op.
Deze keer voelde ik me een stuk beter, bij het vertrek. Mijn blaas was nog wel wat gevoelig, wat ik tijdens de autorit merkte, bij hobbels in de weg, maar geen verdere problemen. Geen misselijkheid of krampen. Dit had ik ook weer overleefd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten