Het nadeel van een eenpersoonskamer is dat je nauwelijks contact hebt met andere patiënten. Dat kan trouwens ook een voordeel zijn. Bij mijn opname, dertig jaar eerder, had ik de pech dat er door één van de andere mannen op zaal enorm gesnurkt werd 's nachts. Dat probleem was er nu niet. Het enige contact bestond uit zwaaien, naar de mevrouw in de kamer aan de overkant van de gang.
Als ik het goed begrepen heb werkte de verpleging in drie ploegen, dag, avond en nacht. Elk bestaande uit twee verpleegkundigen en een stagiaire. Er waren er een paar die ik meerdere keer heb gezien, maar hoe zo'n rooster werkte ? Ik heb er geen hoogte van kunnen krijgen.
Daarnaast was er personeel dat voedsel en drank rondbracht. De meeste daarvan zag je elke dag opnieuw en was vrouw en niet meer zo piepjong. Een opvallende uitzondering was een goedgemutste man, van rond de vijftig, met een bril. Hij koppelde het rondbrengen van vreselijk slecht eten aan een zeer vrolijke uitstraling. Het kan zijn dat hij een sadistische inslag had, maar ik vermoed dat hij de maaltijden zelf nooit geproefd heeft.
Het ziekenhuiseten is een verhaal apart. De broodjes en het fruit, bij de lunch, waren best okee, maar ontbijt en diner waren elke dag weer een probleem om door te komen. Vaak was het ontbijt enorm: twee broodjes, een omelet, fruit en ook nog een bakje vruchtenkwark. Ik ben gewend aan een kommetje yoghurt met muesli en was blij toen ik dat op de menukaart zag staan. Het bleek een fikse kom volvette yoghurt, met muesli die zo hard was, dat ik bang was mijn kiezen erop te breken.
Het ontbijt is de belangrijkste maaltijd van de dag, hoor je wel eens. Dat had ik ter harte moeten nemen want de warme avondmaaltijden waren ronduit oneetbaar. Rijst die tot keiharde, droge korrels was gekookt en opgewarmd. Pasta die taai was en droge, smakeloze groente. Ik wilde graag vegetarisch eten dus vaak zat er een vettige omelet bij, nog net eetbaar.
Vermoedelijk worden de maaltijden gekookt, daarna vervoerd naar de afdelingen en daar met de magnetron opgewarmd. Het resultaat is niet best. Zeker niet als je toch al misselijk bent van de narcose en pijnstillers.
Het is allemaal extra treurig als je het opgediend krijgt met zoveel vrolijkheid. Ik durfde de brave man niet teleur te stellen, door te klagen over de kwaliteit van hetgeen hij serveerde. Maar veel heb ik er niet van gegeten. In die kleine week ziekenhuis ben ik bijna vijf kilo afgevallen. Op één ochtend was ik na het ontbijt zo hongerig dat ik, bij de verpleging, een plak ontbijtkoek gebedeld heb. Die sleepte me erdoor tot de lunch.
Die verpleging is trouwens uitstekend. Die vrouwen en meisjes doen enorm hun best om je verblijf comfortabel te maken. Ze zijn opgewekt, in voor een grapje en deskundig. Het is een baan waar veel kennis en verantwoordelijkheid bij komt kijken en die meer waardering verdiend. (Ik heb ze nadat ik weer thuis was een doos chocola gestuurd. En laat ik er, nu we toch tussen haakjes bezig zijn, bij vermelden dat er geen seksuele gedachten, of verlangens, bij je opkomen als je gekoppeld bent aan een spoelkatheter, dus dat speelde op geen enkele manier mee.)
Wat een ellende zou het zijn als er geen verpleegkundigen waren, of dat ze hun werk niet goed zouden doen. Stel je voor dat ik een paar honderd jaar eerder had geleefd en dezelfde medische problemen had gehad. Of dat ik een Amerikaan was met een gebrekkige zorgverzekering. Als Nederlanders mogen we onze handen dichtknijpen en moeten we vooral op politici stemmen die oog hebben voor het belang van goede zorg.
En niet zeuren over de kosten. Het is een bedrijfstak waar veel mensen werk in vinden. Nuttig werk bovendien ! En waar je maar wat blij mee bent, als er iets aan je lichaam gaat mankeren. Ik las ooit ergens dat de gemiddelde Nederlander meer geld uitgeeft aan zijn auto, dan aan de zorg. Dat mag van mij best andersom.
Op dag één werd me door Lisa aangekondigd dat ik mijn bed uit mocht. De opnamedag en de operatie tellen niet mee, dus dag één is de eerste hele dag dat ik op de afdeling lag. Voor een ingreep, zoals ik die heb ondergaan, staan vier tot zes dagen. Ik zou al na drie dagen naar huis gaan. Niet omdat ik me toen al zo goed voelde – ik was bij vlagen erg misselijk en ellendig – maar de gedachte aan nog zo'n oneetbare avondmaaltijd maakte, dat ik deed alsof het geweldig met me ging. Maar ik loop op de zaken vooruit.
Ik kreeg elke dag een injectie in mijn been, om trombose te voorkomen. Maar daarnaast proberen ze je zo snel mogelijk uit je bed te krijgen, dat is het beste voor het lichaam. Het infuus aan mijn pols was inmiddels afgekoppeld – de naald zat er nog in, voor je weet maar nooit. En de spoelkatheter zat natuurlijk ook nog op z'n plaats.
Ik zwaaide dus mijn benen over de rand van het bed en ging voorzichtig staan. Met in de ene hand de urinezak, die aan de bedrand had gehangen en de ander hand aan de paal met de spoelvloeistof.
Ik vroeg Lisa of ik kon gaan douchen. Dat moest ze even navragen, maar het mocht.De hand met het infuus moest in een plastic zakje, de rest mocht gerust nat worden. Ze hielp me de douche in, waar een stoel stond waar ik op kon zitten en zo het angstzweet van de operatie van me af kon spoelen. Mijn buik was felroze door de ontsmettende vloeistof die erop gesmeerd was. Het zou nog een paar douchebeurten duren voordat dat weggewassen was.
Na het douchen moesten alle pleisters op mijn buik vervangen worden. Het zag eruit alsof ik gevochten had tegen iemand met een hooivork en gerepareerd was met een nietmachine.
Lisa plukte, heel handig, ondanks de latex handschoenen die ze aanhad, de natte pleisters van mijn buik en plakte er nieuwe op. Wel een beetje strak, zoals ik merkte toen ik weer rechtop ging staan, maar dat werd snel beter.
De boel moet weer op gang komen
Een verpleegkundige kwam met een beugel die aan de paal met de spoelzak bevestigd kon worden en waar de urinezak aangehangen kon worden. Zo had ik een hand vrij als ik rondliep. Niet dat ik erg ver wandelde. Een beetje rond het bed, even zitten voor het raam, naar de badkamer om mijn tanden te poetsen en mijn baard te kammen, veel verder kwam ik niet.
In de urinezak belandde aanvankelijk behoorlijk bloederige vloeistof, met klonten bloed en ander weefsel. Na verloop van tijd werd de kleur lichter, van donkerrood naar roze. Uit de informatiefolder die ik voor de operatie gekregen had wist ik dat er tot 6 weken na de ingreep bloed in de urine kon zitten, dus het verontrustte me niet. De verpleegkundigen en artsen waren bovendien behoorlijk positief over mijn toestand. Het ging allemaal de goed kant op.
Over dag twee valt weinig te vertellen, behalve dat ik te horen kreeg dat ik misschien de volgende dag, vrijdag dus, naar huis zou mogen. Ik doodde de tijd met wat lezen en TV-kijken. 's Middags kwam, helemaal onaangekondigd, mijn oom N. binnenlopen. Dochter en schoonzoon kwamen elke avond op bezoek, wat fijn was en ik belde regelmatig met mij vrouw, maar verder verwachtte ik geen bezoek. N. is de jongste halfbroer van mijn vader. Hij zal inmiddels een eindje in de zeventig zijn, mijn vader is eenennegentig. Het was leuk om eens bij te praten.
Na weer een beroerde avondmaaltijd en een prettig bezoek van dochter en schoonzoon (ik had ze gevraagd om wat biscuitjes mee te brengen, dan had ik tenminste iets behoorlijks te eten) ging ik mijn derde nacht in. Ik moet goed geslapen hebben, want ik herinner me er niets van.
Ik was wel vroeg wakker en vertelde de 'nachtzuster' dat ik telkens de aandrang had om te poepen, maar dat er alleen maar wind kwam. Ze gaf me een drankje dat de stoelgang moest stimuleren. Ik werd er vreselijk misselijk van en hing, toen ze daarna langskwam om de bloeddruk etc. te meten, kokhalzend over de WC. Ze hielp me weer naar bed. De bloeddruk was nog best okee, maar dat poepen werd een probleem.
Achteraf denk ik dat de misselijkheid ook kwam door alle pijnstillers die ik kreeg. Acht paracetamollen per dag. Zodra ik thuis was heb ik dat geminderd tot één of twee per dag. De pijn was best te doen en de misselijkheid werd daarna een stuk minder.
Dag drie was de grote dag. De katheter zou eruit gaan, voor het eerst in drie maanden en als het plassen goed op gang kwam zou ik naar huis mogen. Ik keek er naar uit, maar zat toevallig net op de WC toen de arts de ronde deed. Ook die keer geen resultaat op het toilet, behalve winden.
Daarna kwam er een verpleegkundige binnenlopen die vrolijk aankondigde dat ze de katheter kwam verwijderen. Ik had haar nog niet eerder gezien. Ze legde een onderlegger in mijn bed, want er zou waarschijnlijk wel wat bloed meekomen. Ze maakte eerste het ballonnetje dat de katheter op zijn plaats hield leeg, met behulp van een grote injectiespuit.
Daarna was het even diep inademen en bij het uitademen trok ze de slang naar buiten. Dat was een pijnlijk moment. De katheter ging immers door het geopereerde gedeelte heen. Maar de pijn duurde niet lang. Daarna voelde het een beetje vreemd, maar niet onprettig en was het wachten op de eerste plas.
Het was de bedoeling dat ik een plas zou doen en daarna nog een tweede. Dan zou er een echo gemaakt worden om te zien of mijn blaas goed leeg was. Als er teveel urine achterbleef was er een probleem. Ik had nu ook een laxeermiddel gekregen, in de vorm van een tubetje dat ik zelf, in de anus, moest spuiten. Ik stuurde berichtjes naar mijn vrouw.
'De katheter is eruit en het laxeermiddel erin. Ik moet het nu even ophouden. Dat valt niet mee.'
Ruim een half uur later en na een heel lange zit op het toilet kon ik een eerste succes melden:
'De vlag kan uit: ik heb gepoept !'
Maar nu het plassen nog. Het was een vreemde sensatie om na zo'n lange tijd weer normaal te piesen. De eerste keer ging het nog wat aarzelend. Na de tweede plas werd er een echo gemaakt en bleek dat er nog vrij veel urine in mijn blaas achterbleef. Ik kreeg een plastic fles om de volgende plas in te doen, zo zouden ze kunnen vergelijken wat eruit kwam en wat er achterbleef.
Ondertussen dronk ik glazen water en thee, om maar zo snel mogelijk weer te kunnen plassen. Ook de derde en vierde plas waren nog niet in orde. Ik raakte een tikje vertwijfeld en ook de verpleegkundigen wisten niet direct wat ze ermee aan moesten. De lunch was inmiddels verwerkt en ik wilde heel graag naar huis. Nog zo'n oneetbare avondmaaltijd kon ik niet aan.
Rond een uur of drie 's middags kwam ik op het idee om niet meer te gaan zitten bij het plassen, maar te gaan staan. Ik zit eigenlijk altijd op het toilet, dat is begonnen toen ik door de OI vermoeidheidsklachten kreeg. Ik was soms zo moe dat ik maar net naar de WC kon wankelen en blij was dat ik daar weer even kon gaan zitten. Nu had ik de laatste paar plasjes gedaan, zittend op rand van de stoel, in de doucheruimte. Wat als die rand de boel dichtdrukt ? Dan blijft er dus urine achter in de blaas.
Dat bleek een goede veronderstelling. Staand plaste ik ineens veel beter en bij de volgende echo kon de stagiaire zelfs helemaal geen achtergebleven urine vinden.
'Ik wil niet te vroeg juichen,' zei ze aarzelend. Haar collega zei dat ze nog maar een meting moest doen. Nu vond ze twaalf cc, een borrelglaasje. Ik mocht weg !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten